De ziekte van Parkinson is een hersenziekte. De eerste verschijnselen beginnen in de regel bij mensen tussen de 50 en 70 jaar. In 1817 ontdekte James Parkinson de ziekte. Sindsdien is met talloze dierexperimenten onderzoek gedaan naar de behandeling van wat ook wel de ‘schudziekte’ wordt genoemd.
Waarom dierproeven?
De afgelopen veertig jaar heeft proefdieronderzoek in grote mate bijgedragen aan kennis over de ziekte en de ontwikkeling van medicijnen die de klachten verminderen. Parkinsonklachten nemen meestal door de jaren heen toe, daarom is pijnbestrijding zo belangrijk. Sommige mensen hebben veel baat bij elektrische stimulatie van bepaalde hersendelen via een permanent implantaat.
Wat is het resultaat van dierproeven?
Onderzoek met proefdieren heeft het volgende opgeleverd:
- Oorzaak
Proeven met ratten hebben ons geleerd dat verlies van dopaminecellen een centrale rol speelt in de ontwikkeling van Parkinson.
- Medicatie
Verschillende medicijnen kunnen de verschijnselen van de ziekte van Parkinson onderdrukken. Het oudste en belangrijkste middel is Levodopa, een stof die verwant is aan dopamine. Dit medicijn is in 1967 ontwikkeld. Door Parkinson kunnen de hersenen weliswaar geen dopamine meer aanmaken, maar ze kunnen Levodopa wel omzetten in dopamine en zo de tekorten voor een deel aanvullen.
- Hersenstimulatie
Dankzij onderzoek met apen is een soort pacemaker voor de hersenen ontwikkeld. Dit apparaatje stimuleert specifieke delen van de hersenen met elektriciteit en dat vermindert de symptomen van Parkinson.